Uw hond kan door diverse oorzaken last van zijn maagdarmkanaal krijgen en daardoor gaan braken en/of diarree krijgen. Wanneer moet u naar de praktijk komen en wanneer kunt u afwachten?
1) Als uw hond iets verkeerds eet of drinkt kan zijn maag van slag raken wat leidt tot braken. U ziet dan ook hetgeen de misselijkheid veroorzaakt in het braaksel terug. Bekijk dus altijd wat uw hond uitgebraakt heeft want dat kan de dierenarts veel informatie verschaffen. Als er toch al wat opgenomen is in de darmen kan er ook nog kortdurend diarree ontstaan. Uw hond wordt hier meestal niet ziek van, heeft na het braken weer eetlust en herstelt in een dag. -> U hoeft niet naar de praktijk.
2) Als uw hond door iets verkeerds eten of drinken of een milde infectie alleen diarree heeft maar goed drinkt, eetlust heeft en niet ziek is kunt u gerust enkele dagen afwachten. Het helpt om gewoon het eigen voer te blijven geven dat uw hond gewend is maar dit in meerdere kleinere porties over de dag te verdelen (bijvoorbeeld 8 x dgs een handje voeding). Als de diarree langer dan 3-5 dagen aanhoudt adviseren we om uw hond toch te laten onderzoeken om blijvende vermindering van de darmfunctie te voorkomen.
3) Als uw hond iets verkeerds opeet wat het maagdarmkanaal ernstig verstoort of een virus oploopt kunnen de gevolgen heviger zijn. Uw hond blijft braken , ook als de maag eenmaal leeg is ( er komt dan alleen nog waterig vocht of schuim) en heeft geen eetlust meer. Soms wordt uw hond ook duidelijk sloom door misselijkheid, buikpijn en/of koorts. Het risico bestaat dat uw hond uitdroogt, zeker als er ook diarree ontstaat. -> Als uw hond hierbij ook sloom en/of suf is adviseren we om dezelfde dag nog met uw hond naar de praktijk te gaan.
4) Als uw hond bloederig braakt of bloederige diarree heeft wijst dit meestal op een ernstiger oorzaak en bestaat het risico dat uw hond een bloedvergiftiging krijgt. -> Als uw hond ook sloom of suf is adviseren we om met enige spoed naar de praktijk te gaan met uw hond.
Oorzaken van braken en of diarree kunnen zijn:
* Het opeten of drinken van iets verkeerds. (bedorven voeding, water met blauwalgen, schadelijke stoffen, vreemde voorwerpen zoals stenen, sokken of iets scherps)
* Infecties met parasieten: wormen, coccidiose of Giardia bijvoorbeeld. Aan te tonen door middel van ontlastingsonderzoeken.
*Infecties met virussen zoals Parvo (heftig verloop, zeker bij ongevaccineerde dieren), maar ook Coronavirus.
* Plotselinge veranderingen van voeding.
* Gebruik van medicijnen.
* Verstoorde lever- of nierfunctie.